(This article is in Dutch)
Wie bepaalt wat we lezen over Europa? En waarom gaat het na Europese onderhandelingen toch altijd over ‘winnaars en verliezers’? Op 12 december gingen Ria Cats, Ton van Lierop, en Bart Rijs op Boulevard Europa in gesprek over het schaakspel tussen woordvoerders en journalisten in Brussel onder leiding van Annette van Soest, journalist en presentator van de podcast Café Europa.
De drie weten hoe de hazen lopen in Brussel: Cats is EU-correspondent voor Het Financieele Dagblad, van Lierop voormalig journalist en voormalig woordvoerder bij de Europese Commissie, en Rijs oud-woordvoerder van het Ministerie van Economische Zaken. Studio Europa Maastricht leerde vijf dingen die iedere Europeaan moet weten over het nieuws dat hij leest.
1. Veel – maar lang niet alles – wordt voorbereid
Toen Mark Rutte de vuistdikke biografie van Chopin meenam naar de EU-top in februari deed dat behoorlijk wat wenkbrauwen fronsen. Was dit een spontane actie, of een bewust statement?
Volgens Ria Cats is het een schoolvoorbeeld van een bewuste actie. “Rutte heeft gedacht: hoe toon ik dat ik totaal niet geïnteresseerd ben in dit gesprek, dat er niks te onderhandelen valt, dat er geen cent extra naar Europa moet?” Van Lierop: “Misschien heeft Rutte ook aan willen geven van:; deze onderhandelingen gaan heel lang duren.”
Bart Rijs verbaast zich over de conclusies die journalisten soms trekken. “Ik denk dat journalisten soms mythische krachten toeschrijven aan woordvoerders en bewindspersonen, alsof ze over elk detail hebben nagedacht. Dat is soms zo, maar veel vaker niet.” Van Lierop valt hem bij: “Ik denk dat vaak wordt gedacht dat de woordvoerder continu bij de bewindspersoon in de buurt is. Maar toen ik voor de Europese Commissie werkte als woordvoerder moest ik ook op grote afstand wachten. De zaal waar de onderhandelingen plaatsvinden, kom je gewoon niet binnen.”

Journalisten zien alleen de buitenkant, stelt ook Rijs. “Ze hebben weinig echte contactmomenten met bewindspersonen terwijl ze bezig zijn met onderhandelingen, dus aan elk momentje wordt betekenis gegeven.” Cats werpt tegen dat ze wel eens hoort van een woordvoerder dat de tekst al klaar ligt, terwijl de onderhandeling nog gaande is. Hoe kan dat dan?
Rijs licht toe: “Ik ben vaak naar Brussel gegaan terwijl 80% van de tekst op een persconferentie al klaar is. Maar die andere 20% is vaak het belangrijkste; dát is waar de onenigheid over gaat en waar journalisten – terecht – de meeste belangstelling voor hebben.” Woordvoerders kunnen dus nog zoveel voorbereiden, maar het is niet gezegd dat dat is wat de Europeaan in de kranten leest.
2. Het is verleidelijk om Brussel de schuld te geven
Het is een bekend patroon: gaan dingen fout, dan wordt voor de oplossing gekeken naar Brussel. Gaan ze goed, dan komt dat op het conto van de lidstaten, ook al vindt het plan oorsprong in Brussel. Hoe kan dat toch?
Rijs vat de verklaring samen in een anekdote: “Je krijgt een motorescorte tot België, maar bij Dordrecht sta je weer in de file.” Met andere woorden: de binnenlandse politieke reactie is uiteindelijk waar het om gaat. “Dát is de politieke realiteit, dat moet je altijd in je achterhoofd houden”, stelt Rijs. “Het is dus enorm verleidelijk om te wijzen naar Brussel, te zeggen dat de EU je iets oplegt, in plaats van verantwoording te nemen. De druk om dat te doen is enorm, het is bijna noodzakelijk om politiek te kunnen bedrijven.”
Cats sluit zich daarbij aan. “Dat is waarover ik het meeste word gebeld door woordvoerders uit Den Haag. Die zeggen: ‘je kunt niet zomaar opschrijven dat Nederland aan dit Europese besluit heeft meegewerkt’. Dat kan ik wél, want het is feitelijk juist. Ik schrijf altijd op dat Nederland heeft meebeslist in de Raad. Helaas ligt dat gevoelig in Den Haag.”
“Het is verleidelijk om te wijzen naar Brussel, maar op lange termijn is de verantwoordelijkheid bij de EU leggen enorm schadelijk.”
Van Lierop herkent het patroon. “Ik heb meegemaakt dat een Minister, toen een bepaald probleem heel groot werd, zei dat er een Europese oplossing voor moest komen. Anderhalf jaar later lager er concrete voorstellen van de Europese Commissie en toen werd gezegd: moet Europa zich hier wel mee bezighouden?” Met andere woorden, vaak wordt om een Europese oplossing gevraagd of gezegd dat iets moet van de EU, omdat het op dat moment politiek goed uitkomt in eigen land.
Vandaar ook ambigue taal in conclusies van de Raad, stelt Rijs. “Dat laat lidstaten de ruimte om het op hun manier uit te leggen in eigen land. Op lange termijn is dat enorm schadelijk, want er wordt altijd naar de EU gewezen die ons land iets zou opleggen, terwijl lidstaten gewoon mede-eigenaar zijn van alle besluiten.”

3. We lezen veel over winnaars en verliezers, maar weinig over inhoud
En dat vertaalt zich naar de kranten. Onlangs nog, in de verhitte discussie over het rechtsstaatsprincipe tussen Hongarije en Polen en de andere lidstaten: beide kampen claimden hun zin te hebben gekregen, alsof ze een wedstrijdje hebben gewonnen, terwijl ze toch echt samen tot dezelfde conclusie waren gekomen.
“Aandacht voor de paardenrace verhult vaak de inhoud en gevolgen van besluiten.”
Rijs: “In Brussel krijgt de paardenrace vaak veel aandacht; welk land heeft iets binnengehaald? Dat is lastig, want dat verhult de inhoud en de gevolgen van besluiten. Een woordvoerder krijgt van zijn bewindspersoon de opdracht: we moeten niet als verliezer uit de koker komen. Sommige prima besluiten worden afgebrand door media vanwege winst-verlies denken, dat is wel jammer.”
Cats sluit zich daarbij aan: “Het zijn vaak lastige onderwerpen, dus het is makkelijker om er een soort sportwedstrijd van te maken dan om inhoudelijk verslag te doen. Dat wordt ook gestimuleerd door politici. Die komen terug uit een vergadering en zeggen: ‘vandaag hebben we dit voor elkaar gebokst’. De politiek profiteert ervan en heeft het nodig om stemmen te trekken.”
4. Er zijn te weinig journalisten in Brussel – volgens journalisten én woordvoerders
Dat het veel gaat over de wedstrijd en weinig over de inhoud komt niet alleen door de complexe materie en doordat politiek en journalisten daar respectievelijk stemmers en lezers mee trekken. Er zijn simpelweg ook te weinig journalisten in Brussel om zaken écht goed te doorgronden, vinden alle aanwezigen.
Van Lierop, die ervaring heeft ‘aan beide kanten’ als voormalig ANP-journalist in Brussel: “Tijdens de zaak-Dutroux in 2004 zat ik ook persberichten van de Europese Commissie te bewerken in de rechtszaal. Veel journalisten moeten van alles wat doen.”
“De verhouding is compleet scheef”, vindt ook Cats. “Er zijn weinig Nederlandse journalisten in Brussel, ook vergeleken met andere kleine lidstaten als Denemarken. De democratische controle van de Nederlandse pers op de EU blijft daardoor ondermaats.”

Rijs sluit zich daarbij aan: “Ik heb me vaak verbaasd over de hoeveelheid werk die correspondenten in Brussel moeten verzetten en over de enorme kennisachterstand die je als journalist hebt op woordvoerders. Ambtenaren hebben kennis over allerlei hele specifieke deelgebieden. Een journalist moet dat allemaal in z’n eentje doen.”
En dat leidt tot slechtere berichtgeving. “Dan krijg je oppervlakkige berichtgeving of ontbreken bepaalde dossiers in de kranten”, stelt Rijs. “Je zou misschien denken dat een woordvoerder dat fijn vindt, maar het tegendeel is waar.” Van Lierop sluit zich daarbij aan: “Voor woordvoerders is het ook prettig om een goede band op te bouwen en de diepte in te gaan met journalisten die dossiers nauwgezet volgen.”
De verklaring? Cats: “Het heeft vooral te maken met geld, het is duur om hier posten te hebben.” Van Lierop vult aan: “Hoofdredacties vergeten vaak dat Europese berichtgeving ook binnenlandse berichtgeving is, vanwege de enorm nauwe samenwerking tussen lidstaten.”
5. Het nieuws is Europees, maar blijft nationaal
En dus lezen we in de krant vooral over Europa als het ons eigen land direct aangaat.
Van Lierop: “Er zijn wel media die ‘pan-Europees’ opereren, zoals de Financial Times of Politico en Bloomberg. Maar publieke opinie blijft nationale publieke opinie. Politici gaan vooral langs bij media uit hun land.” Rijs: “Voor het Brusselse politieke spel zijn pan-Europese media wel van belang, maar voor de publieke opinie in lidstaten nauwelijks.”

En dat gaat voorlopig niet veranderen, stellen alle aanwezigen. Cats: “Het zal nationale publieke opinie blijven, want als journalist moet je het dichtbij mensen houden. Wat uit de EU komt, is soms heel vaag, dus je moet specifiek zeggen: met dit Europese geld kan de Afsluitdijk worden verhoogd. Je moet het altijd vertalen, en dan gebruik je liever de Afsluitdijk dan een dijk in Griekenland die lezers niet kennen.”
Die nationale focus geeft wellicht een vertekend beeld, maar dient een duidelijk doel. “Het is dé manier om te zorgen dat mensen beseffen dat Europa ook voor hen belangrijk is”, aldus Cats.
Winnaars en verliezers, strategie of toeval: de volgende keer dat je Europees nieuws in je nieuwsdieet opneemt, weet je nu welke ingrediënten eraan te pas kwamen!
Dit artikel is een verslag van het panelgesprek ‘Woordvoerders aan het woord’, dat plaatsvond op 12 december 2020 als onderdeel van Boulevard Europa. Het hele gesprek is hier terug te kijken.