Terwijl Europa in de ban is van de oorlog in Oekraïne, komen er belangrijke verkiezingen aan in Frankrijk en Hongarije. Zullen de zittende leiders worden herkozen? Welke rol speelt extreemrechts bij deze verkiezingen? En waarom steunen radicaal-rechtse bewegingen Poetin? We vragen het aan een Franse en een Hongaarse expert. “De democratie staat onder druk”.
Dr. Jean-Yves Camus is specialist op het gebied van Frans en Europees radicaal rechts. Begin jaren tachtig was hij een van de eerste wetenschappers die het voormalige Front National (nu Rassemblement National) bestudeerde. Hij heeft wereldwijd lezingen gegeven over onderwerpen als Nieuw Rechts en Contrarevolutionair Denken, en is nu verbonden aan het Instituut voor Europese, Russische en Euraziatische Studies aan de George Washington University. Daar werkt hij momenteel aan een langdurig onderzoeksproject over de geschiedenis van de betrekkingen tussen Rusland en Europees rechts in de 20e eeuw. De laatste tijd wordt hij ook opgeroepen om voor de Assemblée Nationale te getuigen over radicaal-rechts extremisme.
Dr. Ferenc Laczó doceert Europese Studies aan de Universiteit Maastricht en University College Maastricht. Voorafgaand aan zijn tijd hier, vóór 2015, was hij werkzaam bij de Imre Kertész Kolleg Jena en trad hij op als gastdocent aan de Universiteit van Basel. Hij heeft ook gestudeerd en fellowships gehouden in Berlijn, Bielefeld, Boedapest, Los Angeles, Utrecht, Wenen en Washington D.C. Zijn belangrijkste onderzoeksgebieden zijn politieke geschiedenis, moderne en hedendaagse Europese en mondiale geschiedenis, Joodse geschiedenis en de geschiedenis van massaal geweld. Hij ontving een prijs voor Excellent Interdisciplinair Onderzoek van het Centre for European Research in Maastricht in 2020 en 2021.
Camus herinnert zich die dag in 1984 nog goed: hij was in het appartement van een beroemde geleerde in de politieke wetenschappen, een vriend van zijn schoonvader. Hij vroeg Camus wat zijn promotieonderwerp zou zijn. Camus antwoordde dat hij extreemrechts en het Front National wilde bestuderen, de politieke partij die destijds geen politiek succes had. De geleerde antwoordde: “Waarom kies je niet iets serieus?” Niet snel daarna werd Front National groter en groter en sindsdien zou Camus niet stoppen met onderzoek naar het onderwerp.
“De democratie ligt onder vuur”, waarschuwt Camus. “Niet door fascisten of nazi’s, maar omdat de problemen van gewone mensen door extreemrechts als politiek instrument worden gebruikt. Hun vermogen om nieuwe propagandamiddelen te gebruiken voor een ideologie die moderner is dan het neofascisme en aantrekkelijker voor de gemiddelde kiezer, is interessant. De mensen zelf hebben geen idee wat deze oude ideologieën eigenlijk betekenen. Ze worden gewoon gebruikt: politici ‘leggen uit’ waarom ze hun baan zijn kwijtgeraakt of waarom ze niet gelukkig zijn.”

Camus heeft verschillende Franse regeringen geadviseerd over hoe om te gaan met extreemrechtse bewegingen. Waren Jean-Marie en Marine Le Pen voorheen leiders van extreemrechts, nu is er een nieuwe kandidaat die hen misschien interesseert: Eric Zemmour. “Hij probeert een deel van mainstream-rechts en extreemrechts te verenigen”, legt Camus uit. “Daartussen hebben we geen duidelijke scheiding meer. Vroeger waren er maar twee alternatieven: conservatisme en sociaaldemocratie. Ik hou niet van deze nieuwe situatie, waarin een deel van beide groepen radicaliseert op onderwerpen als identiteit, immigratie en Europese zaken. Hoewel ik zelf progressiever ben, mis ik het soort ‘principieel’ conservatisme dat in verval is.”
“Ideeën die dertig jaar geleden alleen door extreemrechts werden uitgesproken, zijn nu alledaagse taal geworden.”
Aanvankelijk was Laczó meer geïnteresseerd in de slachtoffers van extreemrechts en fascistisch geweld in Hongarije. Hierover schreef hij zijn PhD. Maar net als Camus begon hij zich gaandeweg op de daders zelf te richten. “Ik heb onderzocht hoe ze sociaal, politiek en cultureel gevormd waren”, zegt Laczó. “Ik was vooral geïnteresseerd in het verband tussen het rechtse populisme van vandaag en het historisch fascisme. Wat gebeurde er rond de Tweede Wereldoorlog en wat gebeurt er nu in Europa? Met name in Hongarije werd dit een belangrijk punt van zorg voor mij.”
Laczó legt uit waarom de politieke situatie in Hongarije hem zorgen baart: “Ideeën die dertig jaar geleden toebehoorden aan extreemrechts, maken nu deel uit van het reguliere gesprek. De antifascistische consensus verzwakt. Om strategieën te ontwikkelen om dit aan te pakken, moeten we begrijpen hoe het voormalige ‘mainstream’ centrumrechts omgaat met extreemrechts.”

Verkiezingen in Frankrijk en Hongarije
Op 3 april zijn er parlementsverkiezingen in Hongarije. De fundamentele vraag hier is of Fidesz, de partij van Viktor Orbán, voor de vierde opeenvolgende termijn aan de macht zal blijven. “Hoe langer hij aan de macht blijft, hoe moeilijker het zal zijn om alle veranderingen die hij en zijn partij hebben doorgevoerd ongedaan te maken”, zegt Laczó. “Maar ik moet ook zeggen dat dit de beste kans is die de oppositie ooit zal krijgen om hem te ‘onttronen’.”
“Deze verkiezingen zijn niet vrij en eerlijk”, vervolgt Laczó. “De huidige regering wordt zeer sterk gesteund door de staatsinstellingen, dus de verhoudingen zijn erg scheef in het voordeel van Orbán. Toch zal het een close call worden. Zijn partij is definitief opgeschoven naar extreemrechts, maar de enige nog meer rechtse partij maakt nu deel uit van een verenigde oppositie, samen met links, de groenen, de liberalen en de conservatieven. Dat is best interessant. Samen maken ze misschien wel een kans om de verkiezingen te winnen.”

Als dit het geval zou zijn, hoopt Laczó dat de nieuwe regering onderwijs zal gebruiken in haar strijd tegen extreemrechtse bewegingen. “Ze zouden de Hongaarse jongeren moeten leren over fundamentele mensenrechten en politiek in het algemeen. Dergelijke onderwerpen zijn in het postcommunistische Oost-Europa afgeschaft, omdat het als propaganda werd gezien. Nu heeft dit geleid tot een gebrek aan politiek onderwijs. Ik heb zelf niets geleerd over politieke ideologieën of democratie, toen ik daar op school zat. Dit zou mijn aanbeveling zijn voor een nieuwe regering: om eindelijk te begrijpen dat democratie en onderwijs over politiek hand in hand gaan.”
“Er is een aanzienlijke kans dat de sociaaldemocratische partij in Frankrijk sterft.”
Precies een week daarna zijn er ook verkiezingen in Frankrijk. De Fransen stemmen dan nog niet op hun parlement (deze verkiezingen vinden plaats in juni), maar op het presidentschap. “De vooruitzichten voor Le Pen zijn redelijk goed, de kans is groot dat ze de tweede ronde haalt”, zegt Camus. “Aan de andere kant is Macron er vrij zeker van om die ronde te winnen. Hij gaat nu aan kop in de peilingen, met bijna 30 procent van de stemmen. Zemmour heeft geen kans meer, hij verliest de eerste ronde. Dus de einduitslag staat zo goed als vast.”
Wat volgens Camus echter nog moet blijken, is of de verkiezingscampagne iets zal veranderen aan de rechterzijde van het politieke spectrum: “Het zou kunnen dat meer van die mensen toch op Zemmour zullen stemmen, omdat ze Macron zat zijn.” Op de linkerflank ziet hij nog meer versnippering: “Er zijn meerdere kandidaten, maar geen van hen maakt een serieuze kans. Links is erg zwak en moet zichzelf opnieuw opbouwen. Er is zelfs een aanzienlijke kans dat de sociaaldemocratische partij in Frankrijk sterft.”
Poetin’s oorlog in Oekraïne
En dan is er de oorlog van Rusland, of vooral Vladimir Poetin, in Oekraïne. Volgens Laczó is deze oorlog schadelijk voor extreemrechts in Europa, vooral in Hongarije. “Vroeger koesterden ze hun Russische contacten en probeerden ze de bedreigingen van Poetin’s regime te minimaliseren. Deze oorlog is een grote onthulling voor hen geweest, aangezien de tegenstanders van het Russische regime al die tijd hebben bewezen gelijk te hebben. In zo’n situatie willen ze berekenend ambigu zijn. Ook Orbán probeert deze ‘derde’ weg uit: hij is voor vrede en veiligheid, maar sluit zich ook niet aan bij de sancties tegen Rusland en de steun aan Oekraïne.”
Camus ziet iets vergelijkbaars in Frankrijk, zij het met een andere presidentskandidaat dan Le Pen. “Ze werd eerder in verband gebracht met Rusland, maar op de dag dat Poetin de aanval op Oekraïne lanceerde, realiseerde ze zich dat het niet mogelijk was om kandidaat te zijn voor het Franse presidentschap en te zeggen dat Poetin gelijk had. Dus reageerde ze op een ‘mainstream presidentiële manier’ door op de nationale televisie te gaan en te stellen dat Poetin de agressor is en Oekraïne het slachtoffer. Aan de andere kant reageerde Zemmour als de trage schrijver die hij is. Hij zei dat we moeten nadenken over de complexe geopolitieke situatie en de redenen van Poetin om Oekraïne binnen te vallen moeten begrijpen. Dat was een zeer ernstige fout. In de peilingen zakte hij meteen van 15 naar 9 procent van de stemmen.”

“We hebben geen vergelijkingen met Hitler of het nazisme nodig, om de oorlog in Oekraïne in de strengste bewoordingen te veroordelen.”
Iets wat media vaak stellen, is dat extreemrechtse partijen in Europa door Poetin worden gefinancierd en dat hij daardoor aan invloed wint. Volgens Camus is dit niet waar. “Front National in Frankrijk, Lega Nord in Italië, de FPÖ in Oostenrijk… Ze delen allemaal dezelfde ideologie met Poetin, ja. Ze bewonderen hem als een model in het ondersteunen van traditionele familiewaarden, patriottisch zijn en zich verzetten tegen de EU en de Verenigde Staten. Ze geloven dat Rusland veel lijkt op wat West-Europa zou moeten zijn, als we het contact met traditionele waarden niet hadden verloren. Het is echter omdat ze deze agenda delen, dat ze geld krijgen, niet andersom! Waarom zou Poetin anders geld naar hen te sturen?”
Een ander probleem met de huidige oorlog (en andere oorlogen) is dat de agressor, Poetin in dit geval, vaak wordt vergeleken met Hitler. Een onverstandige vergelijking, vindt Camus. “De oorlog tussen Rusland en Oekraïne moet worden begrepen in de context van een zeer lange strijd voor hun eigen nationale identiteit. Dit heeft niets te maken met de holocaust of wat Hitler heeft gedaan. We moeten leren denken over totalitaire regimes zonder meteen te verwijzen naar Hitler of nazisme. Als je kijkt naar de genociden in Cambodja en Rwanda, dan was er helemaal geen verband met dergelijke ideologieën.” Laczó is het hiermee eens: “We hebben geen vergelijkingen met Hitler of het nazisme nodig, om de oorlog in Oekraïne in de strengste bewoordingen te veroordelen.”

Ten slotte blijft het de vraag of we extreemrechts serieus moeten nemen, of dat het juist genegeerd moet worden. Laczó waarschuwt dat hun politici de media goed weten te gebruiken. “Toch moeten we kalmer en zelfverzekerder zijn. Raak niet in paniek en wees er niet door geobsedeerd. Er zijn provocaties die we gewoon moeten negeren zonder erop in te gaan.” En de politici zelf? “Ze zouden een vergelijkbare houding moeten aannemen als die van Angela Merkel. Ze is een fatsoenlijk mens en toch kan ze scherp kritisch zijn: ze wist zich goed uit te drukken als ze moreel verontwaardigd was over bepaalde uitspraken. We moeten extreemrechts aan het woord laten en we moeten ze niet het zwijgen opleggen, want dat zullen ze framen alsof ze onderdrukt worden. Neem de liberale benadering: je hebt de vrijheid van meningsuiting, maar je hebt niet het recht op een reactie.”