Op 3 mei 2023 geeft minister van Defensie Kajsa Ollongren een Europalezing in Maastricht op uitnodiging van Studio Europa Maastricht. In aanloop naar dit evenement spraken wij met Europees defensiebeleid-deskundige Yf Reykers.
We moeten ons minder ad hoc laten leiden door crises en Europese defensie aanpakken met een duidelijke langetermijnvisie in combinatie met diplomatie en ontwikkelingssamenwerking. Volgens Yf Reykers, universitair docent Internationale Relaties aan Maastricht University, is er meer coördinatie nodig binnen de defensiestrategie van de Europese Unie. De recente voortrekkersrol van Nederland in bilaterale defensiesamenwerking beschouwt hij alvast als een positieve stap vooruit.
Reykers houdt zich in zijn onderzoek bezig met Europees veiligheids- en defensiebeleid en in het bijzonder militaire operaties en crisisreacties. De oorlog in Oekraïne maakt volgens hem opnieuw duidelijk hoe afhankelijk de Europese Unie (EU) nog steeds is van de VS. “Het gros van de wapenleveringen komt nog altijd van de Amerikanen en de Oost-Europese lidstaten willen nog altijd een Amerikaanse garantie op bescherming. De strategische autonomie waar de EU op politiek niveau de mond van vol heeft, is er nog lang niet. Maar we moeten er wel op voorbereid zijn dat de Amerikanen zich stapsgewijs gaan terugtrekken, omdat ze steeds meer gefocust raken op andere belangen. De spanningen tussen China en Taiwan bijvoorbeeld.”
“De strategische autonomie waar de EU op politiek niveau de mond van vol heeft, is er nog lang niet.”
Het belang van de NAVO als collectief verdedigingsmechanisme staat voor Reykers buiten kijf, maar daarnaast, zo benadrukt hij, hebben we een sterke Europese Unie nodig die aan crisismanagement doet. “Dat vereist investeringen in een militair hoofdkwartier, logistiek, mobiliteit en inlichtingencapaciteit. Effectieve crisisreacties van de EU worden nu bovendien bemoeilijkt doordat militaire operaties slechts beperkt gefinancierd worden door collectieve EU-financiering. De lidstaten die bijdragen aan militaire operaties dragen nog steeds het grootste deel van de kosten. Politiek gezien is dat voor veel landen natuurlijk een problematisch gegeven.
Bovendien is defensiebeleid nog altijd een nationale bevoegdheid, wat betekent dat alle 27 EU-lidstaten op één lijn moeten komen om überhaupt iets te doen. Dat is ingewikkeld door de diversiteit aan nationale belangen en bezorgdheden. Voor de oostelijke lidstaten is de dreiging van Rusland aan de oostgrens het grootst, terwijl zuidelijke lidstaten meer bezig zijn met migratiestromen. Om strategisch autonoom te worden, zou je ideaal gezien het besluitvormingssysteem van EU-defensie moeten omvormen naar het beginsel van ‘een gekwalificeerde meerderheid’, maar dat zal niet snel gebeuren.”

Reykers ziet echter ook positieve ontwikkelingen binnen de EU door de Oekraïne-crisis. “Er kwam Europa-breed een eensgezindheid en daadkracht op gang die we voorheen niet zagen. Er wordt nu serieuzer werk gemaakt van een autonome Europese defensie-industrie en bijna alle lidstaten zijn hun defensiebudgetten aan het opkrikken. Nederland wil bijvoorbeeld in 2024/2025 ruim 2% van het bruto binnenlands product (bbp) spenderen aan defensie, terwijl dat nu ongeveer 1,5% is. Je ziet het ook aan de toename van bilaterale samenwerkingsakkoorden, zoals de recente Nederlandse integratie van gevechtsbrigades van de landmacht met die van Duitsland en de gezamenlijke aanschaf van mijnenjagers door de Belgische en Nederlandse marine. Dat zijn belangrijke stappen die een kettingreactie kunnen ontketenen in Europese defensiesamenwerking. Immers: als je nu gezamenlijk investeert in bepaalde industrieën, samenwerkingsakkoorden smeedt en troepen onder gemeenschappelijk commando zet, dan is het heel moeilijk om dat weer ongedaan te maken.”
Volgens Reykers kan de voortrekkersrol van Nederland op het gebied van defensiesamenwerking een voorbeeld zijn voor de rest van de Europese Unie. “Er werd al langer samengewerkt door EU-lidstaten, bijvoorbeeld ook door de Scandinavische landen en de Baltische staten, maar het onder gemeenschappelijk commando plaatsen van bepaalde capaciteiten is echt een opvallende en belangrijke stap vooruit. Het kan een voorzichtige prelude zijn op een gemeenschappelijk militair EU-hoofdkwartier, zoals je dat bij de NAVO al hebt. Ik denk dat het voorbeeld van Nederland kan laten zien dat dit kostenefficiënt is en dat het ook past bij de historische verantwoordelijkheid van de oprichters van de EU.”

Waar Reykers vanuit zijn onderzoek kritisch naar kijkt, is of dit soort acties voldoende worden gecoördineerd. “We moeten zorgen dat we elkaar niet dupliceren, maar juist aanvullen. Nationale defensie-investeringen moeten daarom gecoördineerd worden binnen de EU én tussen de EU en de NAVO.” Ook benadrukt hij hoe belangrijk het is dat er een langetermijnvisie achter ligt en dat keuzes niet vooral gedreven worden door de dreiging van dat moment. “Er zijn in het verleden bepaalde keuzes gemaakt gebaseerd op ervaringen met één crisis die dan in een andere crisis niet bleken te werken. Een voorbeeld: in 2003 deed de EU een eerste militaire operatie in Oost-Congo, omdat de VN-vredesmissie het geweld daar niet onder controle kreeg. Mede daaruit werd geconcludeerd dat de EU kleine, snelle interventies kan opzetten. In 2007 werden daarom Europese battle groups van 1.500 militairen gecreëerd die deze ervaring spiegelden, maar zij zijn sindsdien nog nooit ingezet.”
“We moeten zorgen dat we elkaar niet dupliceren, maar juist aanvullen.”
De sterke focus op Oekraïne heeft volgens Reykers ook een onderschatte keerzijde, met name dat we de aandacht dreigen te verliezen voor andere broeihaarden en crisiszones. “Voor de periode 2021 tot 2027 had de Europese Vredesfaciliteit (EPF) een budget van 5,7 miljard, bedoeld voor twee pijlers: het gedeeltelijk financieren van Europese militaire operaties en het financieren van militaire steunmaatregelen, zoals trainingen en wapenleveringen, aan landen buiten de EU. Dat bedrag is intussen verhoogd, maar in de eerste twee jaar is ruim 60% van het originele budget naar steun aan Oekraïne gegaan. We moeten opletten dat we andere crisiszones niet uit het oog verliezen. Kijk bijvoorbeeld naar de Sahel-regio. Verschillende Europese landen hebben daar de afgelopen jaren geleidelijk hun troepen teruggetrokken. Ondertussen wint Rusland er onder de radar aan invloed, terwijl de instabiliteit verder toeneemt en het geweld zich uitbreidt naar de regio ten zuiden van de Sahel, bijvoorbeeld naar Ivoorkust, Togo en Benin.”
De bewustwording bij het brede publiek is ook een belangrijk punt volgens Reykers. “Er moet veel beter duidelijk worden gemaakt waar de EU-defensie voor staat, wat het nut is van een sterke Europese defensiepijler binnen de NAVO en waarom we ook nog steeds nationale middelen, budgetten en investeringen nodig hebben.” Reykers is ervan overtuigd dat de EU hét verschil kan maken in de langetermijnoplossing van crises en conflicten, omdat zij alle middelen in handen heeft voor een geïntegreerde aanpak. “In tegenstelling tot de NAVO kan de Europese Unie haar defensietaken namelijk koppelen aan diplomatie en ontwikkelingssamenwerking. Vanuit deze drie d’s – defence, diplomacy en development – kan de EU een heel sterke rol spelen als crisismanager in gebieden buiten de EU terwijl de NAVO de collectieve verdediging blijft doen van de buitengrenzen van de EU.”

Bio
Yf Reykers is Assistent Professor in International Relations (tenured) aan de Faculty of Arts and Social Sciences van de Universiteit Maastricht.
Reykers is eveneens Associate Editor van het tijdschrift Contemporary Security Policy en co-Principal Investigator van het project “Ad hoc crisis response and international organisations (ADHOCISM)”, gefinancierd door de Research Council of Norway (2021-2025). Zijn onderzoek situeert zich in het veld van Europees defensiebeleid.
Reykers focust voornamelijk op vraagstukken omtrent de besluitvorming rond multinationale militaire operaties, snelle responscapaciteiten en democratische controle op defensie.